Zinsontleding is eigenlijk het verdelen van een zin in stukjes.
Ieder stukje geef je dan een naam. Deze naam kan bestaan uit meerdere woorden, maar ook uit een apart woord.
Bestaat een stukje van de zin uit meerdere woorden dan noemen we dat een zinsdeel.
De aparte woorden kunnen we onderverdelen in woordsoorten.
Hieronder kun je zien welke zinsdelen en woordsoorten we in de Nederlandse taal kennen.
- Onderwerp
- Persoonsvorm
- Gezegde; werkwoordelijk / naamwoordelijk
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijvoeglijke bepaling
- Bijwoordelijke bepaling
(De oefenopgaven op de website onder het kopje zinsontleding richten zich op de redekundige ontleding; het benoemen van zinsdelen).
- Zelfstandig naamwoord
- Lidwoord; bepaald / onbepaald
- Bijvoeglijk naamwoord
- Werkwoord; hulpwerkwoord / koppelwerkwoord
- Voorzetsel
- Bijwoord
- Voegwoord
- Hoofdtelwoord
- Rangtelwoord
- Voornaamwoord; persoonlijk / wederkerend / wedekerig / bezittelijk / aanwijzend / vragend / onbepaald / betrekkelijk.
Op de basisschool en op de middelbare school leren kinderen om zinnen te ontleden. Als je dit kunt, dan krijg je greep op de taal en weet je precies uit welke onderdelen een zin bestaat en hoe je ze moet benoemen. De grammatica van de taal kan daardoor beter begrepen worden. Er ontstaat duidelijkheid over de taal.
Zinsontleding wordt vaak gezien als een lastig onderdeel. Toch valt dit reuze mee.
Als je weet wat de verschillende stukjes in de zin betekenen en hoe je ze kunt vinden, dan is het ontleden van zinnen een makkie!
In de volgende artikelen wordt op een heldere manier uitleg gegeven over het vinden en benoemen van de stukjes van een zin. Door te oefenen met de leuke opgaven op de website krijg je het zinsontleden binnen de kortste keren onder de knie!