Het onderwerp (o) van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. In een zin (zonder bijzinnen) zit altijd maar één onderwerp. Het is belangrijk dat je weet dat het onderwerp uit meerdere woorden kan bestaan!
Hoe vind je het onderwerp (o)?
|
Hieronder worden de stappen uitgelegd.
1 | Zoek de persoonsvorm (pv). |
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Persoonsvorm
Het blije kind hinkelt.
Vraagzin → Hinkelt het blije kind?
Persoonsvorm → hinkelt
Het blije kind hinkelt.
Andere tijd → Het blije kind hinkelde.
Persoonsvorm → hinkelt
Vraagzin → Hinkelt het blije kind?
Persoonsvorm → hinkelt
Het blije kind hinkelt.
Andere tijd → Het blije kind hinkelde.
Persoonsvorm → hinkelt
2 | Zoek het onderwerp (o). |
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Onderwerp
Het blije kind hinkelt.
Wie/wat + pv → Wie hinkelt?
Onderwerp → Het blije kind
Wie/wat + pv → Wie hinkelt?
Onderwerp → Het blije kind
* | Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan! |
Het onderwerp uit deze voorbeeldzin bestaat uit meer woorden. Het woord blije vertelt namelijk iets over het kind. Het kind is blij, dat hoort bij het kind, dus ook bij het onderwerp.
Onderwerp (o)
- Zoek eerst de persoonsvorm in de zin; maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
- Zet Wie of Wat voor de persoonsvorm.
- In een zin zit altijd maar één onderwerp.
- Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.