Het gezegde kan werkwoordelijk of naamwoordelijk zijn. In dit artikel wordt het naamwoordelijk gezegde (nwg) uitgelegd.
Het naamwoordelijk gezegde (nwg) bestaat altijd uit een koppelwerkwoord. De koppelwerkwoorden zijn; zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken en voorkomen. Het koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel aan het onderwerp.
|
Zoals je hebt gelezen bestaat het naamwoordelijk gezegde uit een koppelwerkwoord (of nog meer werkwoorden) en een naamwoordelijk deel. Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp.
→ Naamwoordelijk gezegde: werd een groot succes
In het voorbeeld zie je dat het gezegde bestaat uit het koppelwerkwoord werd. Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp namelijk dat het een groot succes werd.
* | Koppelwerkwoorden kunnen ook als een werkwoord in het (wwg) voorkomen! |
→ schijnt leuk te zijn = nwg
De juf schijnt met de zaklamp.
→ schijnt = wwg
In de zinnen uit het voorbeeld zie je het woord schijnt. In de eerste zin zegt dit woord iets over het onderwerp; de juf. Het is hier een naamwoordelijk deel. In de tweede zin zegt dit woord niets over het onderwerp; de juf. Het is hier gewoon een werkwoord.
- Zoek eerst de persoonsvorm en het onderwerp.
- Zoek het gezegde.
- Bepaal of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.
- Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en een naamwoordelijk deel dat iets zegt over het onderwerp.