De komma is een leesteken. Een leesteken is een teken dat wordt gebruikt om een tekst beter te kunnen lezen en te kunnen begrijpen. Een komma wordt meestal in de tekst gezet wanneer je bij het voorlezen een duidelijke pauze hoort. Soms is dit lastig te horen en worden er komma's in de tekst gezet, wanneer het eigenlijk helemaal niet nodig is.
Wanneer gebruik je een komma nou op de juiste manier?
Gebruik een komma onder andere:
- tussen twee persoonsvormen
- in een opsomming, maar niet voor het woordje 'en'
- voor voegwoorden
- tussen bijvoeglijke naamwoorden
- voor of na een aanspreking
-
achter een briefaanhef
- voor 'die' of 'dat' (Let op! Dit is niet altijd zo)
'Het liefst eet ik een pizza met ham, tomaat en champignons.'
Ik heb een zere knie, omdat ik van mijn fiets ben gevallen.
'Dat is een mooie, zachte, groene trui!'
'Wat kun jij lekker koken, oma!'
Beste mevrouw Jansen,
Het liedje, dat ik vanmiddag heb geleerd, zit nog in mijn hoofd.
Let op! Na de komma komt altijd een spatie. Voor de komma juist niet. Behalve bij getallen: 12,50, 13,45, 18,20, enzovoort...
Tip! Wil je nog meer leren over het gebruik van de komma? Lees dan de
andere uitlegartikelen voor meer informatie. Hier wordt iedere regel apart in uitgelegd.