Nederlands - Taal

Hulpwerkwoorden

Hoe vind je de hulpwerkwoorden?

Hulpwerkwoorden staan nooit in hun ééntje in een zin!
Ze komen dus alleen voor als er twee of meer werkwoorden in de zin staan.
Hulpwerkwoorden bieden hulp aan het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord.
In een zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden voorkomen.
 

1   Hulpwerkwoorden komen alleen in een zin voor met een zelfstandig werkwoord.

 

Hulpwerkwoorden met een zelfstandig werkwoord
Ik heb een oliebol gegeten.

heb is in deze zin het hulpwerkwoord.
gegeten is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(voltooid deelwoord).

Ik wil later dokter worden.

wil is in deze zin het hulpwerkwoord.
worden is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord).
Ik had dat willen zien. had en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden.
zien is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord).
Ik heb dat altijd al willen kopen. heb en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden.
kopen is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord).
Ik heb een oliebol gegeten.
heb is in deze zin het hulpwerkwoord.
gegeten is in deze zin het zelfstandig werkwoord (voltooid deelwoord).


Ik heb dat altijd al willen kopen.
heb en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden.
kopen is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord).

 

2   Het hulpwerkwoord is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
De persoonsvorm dus!
 

 

Verander het hulpwoord van tijd
Ik heb mijn verjaardag gevierd.
Ik
had mijn verjaardag gevierd.

heb is in deze zin het hulpwerkwoord.
heb verandert in had als je de zin in een andere tijd zet.
gevierd is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(voltooid deelwoord)

Ivo wil later dokter worden.
Ivo wilde later dokter worden.

wil is in deze zin het hulpwerkwoord.
wil verandert in wilde als je de zin in een andere tijd zet.
worden is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord)
Ik heb mijn verjaardag gevierd.
heb is in deze zin het hulpwerkwoord.

Ik had mijn verjaardag gevierd.
heb verandert in had als je de zin in een andere tijd zet.
gevierd is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(voltooid deelwoord)

 

 

3   Hulpwerkwoorden in een samengestelde zin.


Je kijkt eerst naar de werkwoorden voor de komma, dan kijk je naar de werkwoorden
achter de komma. Je maakt dan twee aparte zinnen.

Meerdere hulpwerkwoorden in een samengestelde zin
Vader ging Iris troosten, maar ze bleef huilen. 1. Vader ging Iris troosten.
2. Maar ze bleef huilen.
Vader ging Iris troosten, maar ze bleef huilen.
 
  1. Vader ging Iris troosten.
  2. Maar ze bleef huilen.

1. Vader ging Iris troosten.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: ging en troosten

Zet de zin in een andere tijd: ging verandert in gaat > Dit is dus een hulpwerkwoord.
troosten is hier dan het het zelfstandig werkwoord.

2. Maar ze bleef huilen.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: bleef en huilen
Zet de zin in een andere tijd: bleef verandert in blijft > Dit is dus een hulpwerkwoord.
huilen is hier dan het het zelfstandig werkwoord.