Hoe vind je de hulpwerkwoorden?
Hulpwerkwoorden staan nooit in hun ééntje in een zin!
Ze komen dus alleen voor als er twee of meer werkwoorden in de zin staan.
Hulpwerkwoorden bieden hulp aan het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord.
In een zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden voorkomen.
1 | Hulpwerkwoorden komen alleen in een zin voor met een zelfstandig werkwoord. |
heb is in deze zin het hulpwerkwoord.
gegeten is in deze zin het zelfstandig werkwoord (voltooid deelwoord).
Ik heb dat altijd al willen kopen.
heb en willen zijn in deze zin de hulpwerkwoorden.
kopen is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(hele werkwoord).
2 | Het hulpwerkwoord is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. De persoonsvorm dus! |
|
heb is in deze zin het hulpwerkwoord.
Ik had mijn verjaardag gevierd.
heb verandert in had als je de zin in een andere tijd zet.
gevierd is in deze zin het zelfstandig werkwoord
(voltooid deelwoord)
3 | Hulpwerkwoorden in een samengestelde zin. |
Je kijkt eerst naar de werkwoorden voor de komma, dan kijk je naar de werkwoorden
achter de komma. Je maakt dan twee aparte zinnen.
- Vader ging Iris troosten.
- Maar ze bleef huilen.
1. Vader ging Iris troosten.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: ging en troosten
Zet de zin in een andere tijd: ging verandert in gaat > Dit is dus een hulpwerkwoord.
troosten is hier dan het het zelfstandig werkwoord.
2. Maar ze bleef huilen.
Er staan twee werkwoorden in deze zin: bleef en huilen
Zet de zin in een andere tijd: bleef verandert in blijft > Dit is dus een hulpwerkwoord.
huilen is hier dan het het zelfstandig werkwoord.