In deze oefening leer je:
Wat ga je doen?
Je moet goed letten op de oorzaken en gevolgen in het verhaal. Er gebeurt iets, dat noemen we de oorzaak. Wat er daarna gebeurt, noemen we het gevolg. Zonder oorzaak is er geen gevolg. Let goed op de signaalwoorden. Die kondigen aan dat er een oorzaak met gevolg is. De signaalwoorden die bij oorzaak met gevolg horen zijn: waardoor, daardoor, hierdoor, doordat, zodat, omdat, vanwege, en hoe komt het dat. De signaalwoorden hoeven er niet altijd bij te staan!
Wat is de hoofdgedachte van dit verhaal?