Lees de tekst nog niet.
Lees de titel en bekijk het plaatje.
Wat zie je al?
Wat zal de schrijver bedoelen met de titel van het verhaal?
Het is een prachtige ochtend in het bos.
De meeste bomen zijn al helemaal kaal geworden.
Er ligt een dun laagje ijs op het gras.
Beer zit rustig in het zachte zonlicht wat bessen te eten.
Daar is Kievit.
‘Goedemorgen Beer’, zegt Kievit. ‘Ik kom afscheid nemen.’
‘Nou tot ziens dan maar’, zegt Beer. ‘Waar ga je naartoe?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet’, zegt Kievit. ‘In ieder geval die kant op.’ Kievit wijst naar de zon.
Tip: denk je aan de leesvraag?
‘Dus je weet niet waar je heen gaat. Waarom ga je dan weg?’, vraagt Beer verbaasd.
‘Ik weet niet waarom ik wegga, maar ik weet wel dat het moet’, zegt Kievit beslist.
‘Tja, wat moet dat moet’, gaapt Beer. ‘Ikzelf zou er niet aan moeten denken om nu op reis te gaan. Ik voel me zo moe.’
Hij steekt nog wat bessen in zijn mond en rekt zich eens lekker uit. ‘Goede reis, Kievit!’
‘Welterusten beer’, zegt Kievit.
Kievit slaat zijn vleugels uit en vliegt weg in de richting van de zon. Beer kijkt hem na tot hij hem niet meer kan zien.