Lees de tekst nog niet.
Lees de titel en bekijk de plaatjes.
Wat zie je al?
Wat zal de schrijver bedoelen met de titel van de tekst?
Er was eens een dik varken. Zijn naam was Fred. Fred had altijd erg veel honger. Hij at altijd alles op, wat op zijn pad kwam. Van spruitjes tot friet met mayo en van witlof tot cake. Fred had altijd wel wat te smikkelen. Fred dacht alleen maar aan zichzelf. Hij at het eten op van alles en iedereen. Het eten van de papegaai, het eten van het konijn, zelfs het eten van het paard.
Op een morgen, na een heel stevig ontbijt, sprong hij in een modderpoel. Plop! En toen zat Fred vast. Fred zonk dieper en dieper in de modderpoel. Hij begon te schreeuwen: 'Help me! Iemand, alsjeblieft, help me! Wil iemand mij hier alsjeblieft uittrekken?!'
De papegaai, het konijn en het paard hoorden Fred schreeuwen om hulp. Zelf waren ze lekker aan het picknicken. Ze lieten het eten liggen op het kleed en renden zo snel ze konden naar Fred. Met z'n drieën trokken ze zo hard mogelijk aan Fred. Plop! En Fred was weer vrij. Snel rende Fred langs de papegaai, het konijn en het paard. Hups, zo naar hun eten. Fred at alles op. De papegaai, het konijn en het paard werden heel boos op Fred.
Ze verzonnen een valstrik voor Fred. Ze bakten een taart van groenten, maar met afwasmiddel erin. 'Fred', zei het paard, 'we hebben een taart voor je gebakken.' 'Dank jullie wel!' zei Fred. 'Ik eet de taart direct op. Ik heb toch niets anders te doen.'
Eerst nam Fred een klein hapje. Toen een grotere hap. Daarna stopte hij de hele taart in zijn bek. Na deze heerlijke taart kreeg Fred dorst. Hij ging daarom naar de modderpoel om water te drinken. De papegaai, het konijn en het paard zaten achter een struik. Ze zagen hoe Fred in de modderpoel water aan het drinken was. Fred wreef over zijn buik. Iets voelde namelijk niet helemaal goed in zijn maag. En toen liet Fred een hele harde boer... Allemaal zeepbellen vlogen door de lucht... Overal...
Tip: denk je aan de leesvraag?
Fred had nu zijn lesje wel geleerd. De papegaai, het konijn en het paard hoefden niet meer bang te zijn dat Fred al hun eten opat. En Fred? Die ging de stad uit en liet een spoor van zeepbellen achter zich.