In deze oefening leer je:
Wat ga je doen? Je gaat een gedicht lezen dat voor Sint is geschreven. Dit gedicht bestaat uit vier alinea's. De alinea's in een gedicht heten strofen. Lees het gedicht heel langzaam en denk goed na over wat je leest.
Wat weet je al?
Lees de titel van dit gedicht.
Welke zin is waar?