Aanhalingstekens zet je om zinnen heen.
Aanhalingstekens gebruik je onder andere:
- bij een citaat
- bij woorden die extra nadruk nodig hebben
- om aan te geven dat je iets juist niet zo bedoelt
- bij een zelfbedacht woord
'Wat zullen we eten?', vroeg Chantal. Er zijn 'luisterwoorden' en 'weetwoorden'. Dat was weer een 'geslaagde' grap! Mijn 'moepie' is de allerliefste! |
Als een hele zin geciteerd wordt, begint het citaat met een hoofdletter en valt de punt, het uitroepteken of het vraagteken binnen de aanhalingstekens.
Je mag zelf kiezen of je enkele of dubbele aanhalingstekens gebruikt. Wij gebruiken enkele aanhalingstekens. Soms heb je binnen een citaat nog een
woord dat tussen aanhalingstekens moet staan. In dat geval kun je het best
enkele aanhalingstekens gebruiken voor het hele citaat en dubbele aanhalingstekens voor dat woord.
Jan zei: 'Ik wil geen thee.' 'Heb je ook zo'n lieve knuffelbeer?', vraagt Jesse. 'Wat heb je weer "heerlijk" gekookt!', zegt Sophie lachend. |
Soms moet je na een citaat een komma zetten en soms mag je zelf weten of je het wel of niet doet. Alleen wanneer je een citaat hebt, waarvan de zin normaal gesproken zou eindigen op een punt, is het verplicht om een komma achter het citaat te zetten. Deze komma staat daar in plaats van de punt, die eigenlijk aan het einde van de zin van het citaat hoort.
'Iedere maand doe ik wat geld in mijn spaarpot', zegt Esmee. 'Hier ben ik geboren', zegt Peter. 'Mijn lievelingseten is pizza', zegt papa. |
Als een citaat eindigt op een vraagteken of uitroepteken, dan mag je
zelf beslissen of je wel of geen komma achter het citaat zet.
'Wil je warme chocolademelk?', vroeg oma. 'Wil je warme chocolademelk?' vroeg oma. 'Ik mag logeren!', zei Lynn blij. 'Ik mag logeren!' zei Lynn blij. |
Als je wilt bepalen of de komma binnen of buiten de aanhalingtekens valt, moet
je goed kijken of de komma bij het citaat hoort. Als de komma bij het citaat hoort,
dan schrijf je de komma binnen de aanhalingstekens. Als de komma niet bij het
citaat hoort, dan moet je de komma buiten de aanhalingstekens zetten.
'Zeg Iris,' vroeg Gijs, 'denk jij dat het vandaag mooi weer wordt?'
(Het citaat is: 'Zeg Iris, denk jij dat het vandaag mooi weer wordt?')
'Ik denk', zei Lieke, 'dat mijn ouders wel thuis zijn.'
(Het citaat is: 'Ik denk dat mijn ouders wel thuis zijn.')
Bij gedachten zet je geen aanhalingstekens. Na de dubbele punt komt een kleine letter.
Ik dacht: wat raar dat ik niet naar binnen mag. Wat raar dat ik niet naar binnen mag, dacht ik. |
Let op! Na het beginaanhalingsteken komt nooit een spatie.
Voor het eindaanhalingsteken komt ook nooit een spatie.