In deze oefening leer je:
Wat ga je lezen?
Je gaat een verhaal lezen over de Kerstman, de Kerstvrouw en de elfjes. De Kerstman is ziek! Krijgen alle kinderen nu wel een cadeautje onder de kerstboom of in hun sok?
Oorzaak en gevolg
Er gebeurt iets, dat noem je de oorzaak. Wat er daarna gebeurt, heet het gevolg. Zonder oorzaak is er geen gevolg. Let goed op de signaalwoorden waardoor, daardoor, hierdoor, doordat, zodat, omdat, vanwege en hoe komt het dat ... Die kondigen aan dat er een oorzaak met gevolg is. Deze signaalwoorden hoeven er niet altijd bij te staan!
De Kerstman is ziek, waardoor hij de cadeautjes niet kan rondbrengen.
Oorzaak: De Kerstman is ziek,
Gevolg: waardoor hij de cadeautjes niet kan rondbrengen.
Probleem en oplossing
In een tekst staat soms een probleem met een oplossing. Er kunnen ook meerdere oplossingen bij een probleem worden gegeven of meer problemen bij een oplossing.
In een tekst legt de schrijver soms uit waarom iets een probleem is en waarom iets een goede oplossing is. Dat noem je ook wel argumenten. Een argument kun je soms herkennen aan signaalwoorden. Bijvoorbeeld: waarom, daarom en omdat.
De Kerstman is ziek, daarom gaat de Kerstvrouw de cadeautjes rondbrengen.
Probleem: De Kerstman is ziek.
Oplossing: De Kerstvrouw gaat de cadeautjes rondbrengen.